doneren
- do·ne·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geven’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- afgeleid van het Franse donner (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doneren |
doneerde |
gedoneerd |
zwak -d | volledig |
doneren
- overgankelijk een gift geven
- Hij doneerde de organisatie.
- ▸ Dus aangekomen in een gehucht-met-wifi in Noord-Oregon (Big Lake Youth Camp) zocht ik een website waar ik fondsen mee kon gaan werven. Dat was eenvoudiger dan verwacht, aangezien het Malala Fund al een officiële geregistreerde stichting in Amerika is. Binnen een uur had ik de Gofundme-website opgezet en vroeg ik mijn vrienden thuis via Facebook om wat geld te doneren.[3]
- Het woord doneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doneren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "doneren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ doneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be