Nederlands

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord donatie donaties
verkleinwoord donatietje donatietjes


Woordafbreking
  • do·na·tie
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de donatiev

  1. een schenking, een gift
    • Hij gaf een ruime donatie aan het goede doel. 
     Er waren maar drie regels in haar Hippie Daycare: iedereen moest een Hawaii shirt aan tijdens het verblijf in haar tuin, je kon tegen een kleine donatie ’s avonds Mexicaans mee-eten en om tien uur moest je stil zijn voor de buren.[3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen