domovní

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /dɔmɔvɲiː/

Woordafbreking

• do·mov·ní

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het zelfstandig naamwoord domov met het achtervoegsel -ní

Bijvoeglijk naamwoord

domovní

1. huis-, woon-; met betrekking tot huizen en woningen

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	domovní				domovní
genitief	domovního		domovní	domovního	domovních
datief	domovnímu		domovní	domovnímu	domovním
accusatief	domovního	domovní			domovní
vocatief	domovní				domovní
locatief	domovním		domovní	domovním	domovních
instrumentalis	domovním		domovní	domovním	domovními

Afgeleide begrippen

• domovník m bezield

Verwante begrippen

• domeček m onbezield
• domek m onbezield
• dům m onbezield

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)