domkerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: domkerk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɔmkɛrək / (2 of 3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈdɔm.kɛrk/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈdɔm.kɛrk/
Woordafbreking
- dom·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | domkerk | domkerken |
verkleinwoord | domkerkje | domkerkjes |
Zelfstandig naamwoord
Opmerkingen
- Dit woord wordt doorgaans alleen voor bepaalde kerkgebouwen gebruikt waarbij deze benaming historisch is komen vast te liggen.
Synoniemen
Vertalingen
1. zie: kathedraal
Gangbaarheid
- Het woord domkerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "domkerk" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be