kathedraal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kathedraal (hulp, bestand)
- IPA: /kɑtədral/
Woordafbreking
- ka·the·draal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hoofdkerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1875 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kathedraal | kathedralen |
verkleinwoord | kathedraaltje | kathedraaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- een hoofdkerk van een bisdom
- ▸ Mijn zondagochtendlijke fietstochten leidden me de afgelopen jaren echter niet langer naar kerkgebouwen, maar ik voelde me steeds meer aangetrokken tot de natuur. Toen ik aan het lopen was, werden Yosemite en Kings Canyon mijn kathedralen.[2]
Hyponiemen
Vertalingen
1. een hoofdkerk van een bisdom
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kathedraal | kathedraler | kathedraalst |
verbogen | kathedrale | kathedralere | kathedraalste |
partitief | kathedraals | kathedralers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kathedraal [3]
- van, bij een kathedraal
Gangbaarheid
- Het woord kathedraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kathedraal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kathedraal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be