Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /dɔmɪnɪkaːnskiː/
Woordafbreking
  • do·mi·ni·kán·ský
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord dominikán met het achtervoegsel -ský

Bijvoeglijk naamwoord

dominikánský

  1. (religie) dominicaans; met betrekking tot de dominicanen
  2. (demoniem) Dominicaans; met betrekking tot het land de Dominicaanse Republiek
  3. (demoniem) Dominicaans; met betrekking tot het volk de Dominicanen
Verbuiging


Typische woordcombinaties
Verwante begrippen
Verwante begrippen