dessineren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dessineren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dessineren | te dessineren | ||||||||
toekomend | zullen dessineren | te zullen dessineren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedessineerd | te hebben gedessineerd | ||||||||
toekomend | gedessineerd zullen hebben | gedessineerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dessinerend | gedessineerd | ev. dessineer |
mv. verouderd dessineert |
dessinere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | dessineer | dessineert | dessineert | dessineert | dessineert | dessineren | dessineren | dessineren | |||
verleden (o.v.t.) | dessineerde | dessineerde | dessineerde | dessineerde | dessineerde | dessineerden | dessineerden | dessineerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dessineren | zult/zal dessineren | zult/zal dessineren | zult dessineren | zal dessineren | zullen dessineren | zullen dessineren | zullen dessineren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dessineren | zou dessineren | zou(dt) dessineren | zoudt dessineren | zou dessineren | zouden dessineren | zouden dessineren | zouden dessineren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedessineerd | hebt gedessineerd | hebt/heeft gedessineerd | hebt gedessineerd | heeft gedessineerd | hebben gedessineerd | hebben gedessineerd | hebben gedessineerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedessineerd | had gedessineerd | had gedessineerd | hadt gedessineerd | had gedessineerd | hadden gedessineerd | hadden gedessineerd | hadden gedessineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedessineerd hebben | zal/zult gedessineerd hebben | zult/zal gedessineerd hebben | zult gedessineerd hebben | zal gedessineerd hebben | zullen gedessineerd hebben | zullen gedessineerd hebben | zullen gedessineerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedessineerd hebben | zou gedessineerd hebben | zou/zoudt gedessineerd hebben | zoudt gedessineerd hebben | zou gedessineerd hebben | zouden gedessineerd hebben | zouden gedessineerd hebben | zouden gedessineerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedessineerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedessineerd | er is gedessineerd | |||||||||
verleden | er werd gedessineerd | er was gedessineerd | |||||||||
toekomend | er zal gedessineerd worden | er zal gedessineerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedessineerd worden | er zou gedessineerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedessineerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedessineerd worden | gedessineerd te worden | ||||||||
toekomend | gedessineerd zullen worden | gedessineerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedessineerd zijn | gedessineerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedessineerd zullen zijn | gedessineerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedessineerd | wordt gedessineerd | wordt gedessineerd | wordt gedessineerd | wordt gedessineerd | worden gedessineerd | worden gedessineerd | worden gedessineerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedessineerd | werd gedessineerd | werd gedessineerd | werdt gedessineerd | werd gedessineerd | werden gedessineerd | werden gedessineerd | werden gedessineerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedessineerd worden | zult gedessineerd worden | zult gedessineerd worden | zult gedessineerd worden | zal gedessineerd worden | zullen gedessineerd worden | zullen gedessineerd worden | zullen gedessineerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedessineerd worden | zou gedessineerd worden | zou/zoudt gedessineerd worden | zoudt gedessineerd worden | zou gedessineerd worden | zouden gedessineerd worden | zouden gedessineerd worden | zouden gedessineerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedessineerd | bent gedessineerd | bent/is gedessineerd | zijt gedessineerd | is gedessineerd | zijn gedessineerd | zijn gedessineerd | zijn gedessineerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedessineerd | was gedessineerd | was gedessineerd | waart gedessineerd | was gedessineerd | waren gedessineerd | waren gedessineerd | waren gedessineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedessineerd zijn | zult gedessineerd zijn | zult gedessineerd zijn | zult gedessineerd zijn | zal gedessineerd zijn | zullen gedessineerd zijn | zullen gedessineerd zijn | zullen gedessineerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedessineerd zijn | zou gedessineerd zijn | zou/zoudt gedessineerd zijn | zoudt gedessineerd zijn | zou gedessineerd zijn | zouden gedessineerd zijn | zouden gedessineerd zijn | zouden gedessineerd zijn |