Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fec·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen defectief defectiever defectiefst
verbogen defectieve defectievere defectiefste
partitief defectiefs defectievers -

Bijvoeglijk naamwoord

defectief

  1. van iets dat het gebreken vertoont
     „De bereidheid tot het opbrengen van financiële solidariteit legt het af tegen de prikkels om zoveel mogelijk nut uit de overheidsregelingen te halen,” zo werd gemeld. „Om het hoofd te bieden aan de verslechterende moraal van de calculerende burger zouden de socialeverzekeringsregelingen zodanig moeten worden ingericht dat zij niet uitlokken tot defectief maar tot gewenst gedrag”, aldus de nota.[1]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    dr. C. P. Polderman
    “Vadertje Staat kan niet meer” (17-09-2004), Reformatorisch Dagblad
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be