• daey·lich
  • Afkomstig van het Engelse woord  day zn  met het achtervoegsel -lich
stellend vergrotend overtreffend
daechlich - - - - - -
sterke
verbuiging
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief daeylicher daeylichi daeylich daeyliche
datief daeylichem daeylicher daeylichem daeyliche
accusatief daeylicher daeylichi daeylich daeyliche
zwakke
verbuiging
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief daeylich daeylich daeylich daeyliche
datief daeyliche daeyliche daeyliche daeyliche
accusatief daeylich daeylich daeylich daeyliche
gemengde
verbuiging
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief daeylicher daeylichi daeylich daeyliche
datief daeyliche daeyliche daeyliche daeyliche
accusatief daeylicher daeylichi daeylich daeyliche

daeylich

  1. (tijdrekening) dagelijk

daeylich

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief enkelvoud stellende trap van daeylich

daeylich

  1. bepaald nominatief en accusatief stellende trap van daeylich

daeylich

  1. onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van daeylich

daeylich

  1. (tijdrekening) dagelijks (bijwoord naar tijd)