cremeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van cremeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | cremeren | te cremeren | ||||||||
toekomend | zullen cremeren | te zullen cremeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecremeerd | te hebben gecremeerd | ||||||||
toekomend | gecremeerd zullen hebben | gecremeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
cremerend | gecremeerd | ev. cremeer |
mv. verouderd cremeert |
cremere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | cremeer | cremeert | cremeert | cremeert | cremeert | cremeren | cremeren | cremeren | |||
verleden (o.v.t.) | cremeerde | cremeerde | cremeerde | cremeerde | cremeerde | cremeerden | cremeerden | cremeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal cremeren | zult/zal cremeren | zult/zal cremeren | zult cremeren | zal cremeren | zullen cremeren | zullen cremeren | zullen cremeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou cremeren | zou cremeren | zou(dt) cremeren | zoudt cremeren | zou cremeren | zouden cremeren | zouden cremeren | zouden cremeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecremeerd | hebt gecremeerd | hebt/heeft gecremeerd | hebt gecremeerd | heeft gecremeerd | hebben gecremeerd | hebben gecremeerd | hebben gecremeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecremeerd | had gecremeerd | had gecremeerd | hadt gecremeerd | had gecremeerd | hadden gecremeerd | hadden gecremeerd | hadden gecremeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecremeerd hebben | zal/zult gecremeerd hebben | zult/zal gecremeerd hebben | zult gecremeerd hebben | zal gecremeerd hebben | zullen gecremeerd hebben | zullen gecremeerd hebben | zullen gecremeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecremeerd hebben | zou gecremeerd hebben | zou/zoudt gecremeerd hebben | zoudt gecremeerd hebben | zou gecremeerd hebben | zouden gecremeerd hebben | zouden gecremeerd hebben | zouden gecremeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecremeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecremeerd | er is gecremeerd | |||||||||
verleden | er werd gecremeerd | er was gecremeerd | |||||||||
toekomend | er zal gecremeerd worden | er zal gecremeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecremeerd worden | er zou gecremeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecremeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecremeerd worden | gecremeerd te worden | ||||||||
toekomend | gecremeerd zullen worden | gecremeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecremeerd zijn | gecremeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecremeerd zullen zijn | gecremeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecremeerd | wordt gecremeerd | wordt gecremeerd | wordt gecremeerd | wordt gecremeerd | worden gecremeerd | worden gecremeerd | worden gecremeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecremeerd | werd gecremeerd | werd gecremeerd | werdt gecremeerd | werd gecremeerd | werden gecremeerd | werden gecremeerd | werden gecremeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecremeerd worden | zult gecremeerd worden | zult gecremeerd worden | zult gecremeerd worden | zal gecremeerd worden | zullen gecremeerd worden | zullen gecremeerd worden | zullen gecremeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecremeerd worden | zou gecremeerd worden | zou/zoudt gecremeerd worden | zoudt gecremeerd worden | zou gecremeerd worden | zouden gecremeerd worden | zouden gecremeerd worden | zouden gecremeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecremeerd | bent gecremeerd | bent/is gecremeerd | zijt gecremeerd | is gecremeerd | zijn gecremeerd | zijn gecremeerd | zijn gecremeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecremeerd | was gecremeerd | was gecremeerd | waart gecremeerd | was gecremeerd | waren gecremeerd | waren gecremeerd | waren gecremeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecremeerd zijn | zult gecremeerd zijn | zult gecremeerd zijn | zult gecremeerd zijn | zal gecremeerd zijn | zullen gecremeerd zijn | zullen gecremeerd zijn | zullen gecremeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecremeerd zijn | zou gecremeerd zijn | zou/zoudt gecremeerd zijn | zoudt gecremeerd zijn | zou gecremeerd zijn | zouden gecremeerd zijn | zouden gecremeerd zijn | zouden gecremeerd zijn |