• cre·do
  • van Latijn credo, in de betekenis van ‘geloofsbelijdenis’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord credo credo's
verkleinwoord - -

het credoo

  1. (religie) apostolische geloofsbelijdenis
  2. belijdenis van een innig(e) geloof of overtuiging
  3. motto
92 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]


  • cre·do
enkelvoud meervoud
credo credos

credo m

  1. geloof, overtuiging, credo
  2. (religie) geloofsbelijdenis, credo