correctionaliseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van correctionaliseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		correctionaliseren			te correctionaliseren
	toekomend		zullen correctionaliseren			te zullen correctionaliseren
voltooid	tegenwoordig		hebben gecorrectionaliseerd			te hebben gecorrectionaliseerd
	toekomend		gecorrectionaliseerd zullen hebben			gecorrectionaliseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	correctionaliserend		gecorrectionaliseerd			ev. correctionaliseer	mv. verouderd correctionaliseert	correctionalisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	correctionaliseer	correctionaliseert	correctionaliseert	correctionaliseert	correctionaliseert	correctionaliseren	correctionaliseren	correctionaliseren
verleden (o.v.t.)	correctionaliseerde	correctionaliseerde	correctionaliseerde	correctionaliseerde	correctionaliseerde	correctionaliseerden	correctionaliseerden	correctionaliseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal correctionaliseren	zult/zal correctionaliseren	zult/zal correctionaliseren	zult correctionaliseren	zal correctionaliseren	zullen correctionaliseren	zullen correctionaliseren	zullen correctionaliseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou correctionaliseren	zou correctionaliseren	zou(dt) correctionaliseren	zoudt correctionaliseren	zou correctionaliseren	zouden correctionaliseren	zouden correctionaliseren	zouden correctionaliseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gecorrectionaliseerd	hebt gecorrectionaliseerd	hebt/heeft gecorrectionaliseerd	hebt gecorrectionaliseerd	heeft gecorrectionaliseerd	hebben gecorrectionaliseerd	hebben gecorrectionaliseerd	hebben gecorrectionaliseerd
verleden (v.v.t.)	had gecorrectionaliseerd	had gecorrectionaliseerd	had gecorrectionaliseerd	hadt gecorrectionaliseerd	had gecorrectionaliseerd	hadden gecorrectionaliseerd	hadden gecorrectionaliseerd	hadden gecorrectionaliseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gecorrectionaliseerd hebben	zal/zult gecorrectionaliseerd hebben	zult/zal gecorrectionaliseerd hebben	zult gecorrectionaliseerd hebben	zal gecorrectionaliseerd hebben	zullen gecorrectionaliseerd hebben	zullen gecorrectionaliseerd hebben	zullen gecorrectionaliseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gecorrectionaliseerd hebben	zou gecorrectionaliseerd hebben	zou/zoudt gecorrectionaliseerd hebben	zoudt gecorrectionaliseerd hebben	zou gecorrectionaliseerd hebben	zouden gecorrectionaliseerd hebben	zouden gecorrectionaliseerd hebben	zouden gecorrectionaliseerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gecorrectionaliseerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gecorrectionaliseerd				er is gecorrectionaliseerd
verleden	er werd gecorrectionaliseerd				er was gecorrectionaliseerd
toekomend	er zal gecorrectionaliseerd worden				er zal gecorrectionaliseerd zijn
voorwaardelijk	er zou gecorrectionaliseerd worden				er zou gecorrectionaliseerd zijn
lijdende vorm gecorrectionaliseerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gecorrectionaliseerd worden			gecorrectionaliseerd te worden
	toekomend		gecorrectionaliseerd zullen worden			gecorrectionaliseerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gecorrectionaliseerd zijn			gecorrectionaliseerd te zijn
	toekomend		gecorrectionaliseerd zullen zijn			gecorrectionaliseerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gecorrectionaliseerd	wordt gecorrectionaliseerd	wordt gecorrectionaliseerd	wordt gecorrectionaliseerd	wordt gecorrectionaliseerd	worden gecorrectionaliseerd	worden gecorrectionaliseerd	worden gecorrectionaliseerd
verleden (o.v.t.)	werd gecorrectionaliseerd	werd gecorrectionaliseerd	werd gecorrectionaliseerd	werdt gecorrectionaliseerd	werd gecorrectionaliseerd	werden gecorrectionaliseerd	werden gecorrectionaliseerd	werden gecorrectionaliseerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal gecorrectionaliseerd worden	zult gecorrectionaliseerd worden	zult gecorrectionaliseerd worden	zult gecorrectionaliseerd worden	zal gecorrectionaliseerd worden	zullen gecorrectionaliseerd worden	zullen gecorrectionaliseerd worden	zullen gecorrectionaliseerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gecorrectionaliseerd worden	zou gecorrectionaliseerd worden	zou/zoudt gecorrectionaliseerd worden	zoudt gecorrectionaliseerd worden	zou gecorrectionaliseerd worden	zouden gecorrectionaliseerd worden	zouden gecorrectionaliseerd worden	zouden gecorrectionaliseerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gecorrectionaliseerd	bent gecorrectionaliseerd	bent/is gecorrectionaliseerd	zijt gecorrectionaliseerd	is gecorrectionaliseerd	zijn gecorrectionaliseerd	zijn gecorrectionaliseerd	zijn gecorrectionaliseerd
verleden (v.v.t.)	was gecorrectionaliseerd	was gecorrectionaliseerd	was gecorrectionaliseerd	waart gecorrectionaliseerd	was gecorrectionaliseerd	waren gecorrectionaliseerd	waren gecorrectionaliseerd	waren gecorrectionaliseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gecorrectionaliseerd zijn	zult gecorrectionaliseerd zijn	zult gecorrectionaliseerd zijn	zult gecorrectionaliseerd zijn	zal gecorrectionaliseerd zijn	zullen gecorrectionaliseerd zijn	zullen gecorrectionaliseerd zijn	zullen gecorrectionaliseerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gecorrectionaliseerd zijn	zou gecorrectionaliseerd zijn	zou/zoudt gecorrectionaliseerd zijn	zoudt gecorrectionaliseerd zijn	zou gecorrectionaliseerd zijn	zouden gecorrectionaliseerd zijn	zouden gecorrectionaliseerd zijn	zouden gecorrectionaliseerd zijn