correctie
- cor·rec·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbetering’ voor het eerst aangetroffen in 1445 [1]
- afgeleid van het Franse correction (met het voorvoegsel cor-)
- afgeleid van het Franse correction (met het voorvoegsel cor-) [2]
- afgeleid van correct met het achtervoegsel -ie [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | correctie | correcties |
verkleinwoord | correctietje | correctietjes |
- verbetering
- extracorrectie, grenscorrectie, huiscorrectie, huurcorrectie, hypercorrectie, inflatiecorrectie, koerscorrectie, lettercorrectie, oogcorrectie, zelfcorrectie, hercorrectie
- correctief, correctiefactor, correctielak, correctiemodel, correctiesleutel, correctieteken, correctietoets, correctievloeistof, correctiewerk, correctioneel
1. verbetering
- Het woord correctie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "correctie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "correctie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ correctie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be