• cor·pus
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • van het Latijnse corpus (lichaam)
enkelvoud meervoud
naamwoord corpus corpora
corpussen
verkleinwoord corpusje corpusjes

het corpuso

  1. (letterkunde) alle verzamelde werken die bekend zijn op een bepaald gebied
    • Dit is het corpus van het Middelnederlands van de dertiende eeuw. 
  2. (taalkunde) een verzameling teksten gebruikt voor taalkundig onderzoek
93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]


corpus o

  1. lichaam
  2. lijk