Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tri·bu·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vaste bijdrage’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1432 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord contributie contributies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de contributiev

  1. lidgeld; een bijdrage die men als lid aan een vereniging betaalt
    • Vaak hoeft de contributie niet alle kosten van de sportclub te dekken, want de club krijgt vaak ook subsidie en sponsorgelden. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen