contraventionaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van contraventionaliseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | contraventionaliseren | te contraventionaliseren | ||||||
toekomend | zullen contraventionaliseren | te zullen contraventionaliseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | gecontraventionaliseerd | te gecontraventionaliseerd | ||||||
toekomend | gecontraventionaliseerd zullen | gecontraventionaliseerd te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
contraventionaliserend | gecontraventionaliseerd | ev. contraventionaliseer |
mv. verouderd contraventionaliseert |
contraventionalisere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | contraventionaliseer | contraventionaliseert | contraventionaliseert | contraventionaliseert | contraventionaliseert | contraventionaliseren | contraventionaliseren | contraventionaliseren | |
verleden (o.v.t.) | contraventionaliseerde | contraventionaliseerde | contraventionaliseerde | contraventionaliseerde | contraventionaliseerde | contraventionaliseerden | contraventionaliseerden | contraventionaliseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal contraventionaliseren | zult/zal contraventionaliseren | zult/zal contraventionaliseren | zult contraventionaliseren | zal contraventionaliseren | zullen contraventionaliseren | zullen contraventionaliseren | zullen contraventionaliseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou contraventionaliseren | zou contraventionaliseren | zou(dt) contraventionaliseren | zoudt contraventionaliseren | zou contraventionaliseren | zouden contraventionaliseren | zouden contraventionaliseren | zouden contraventionaliseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |