• con·ces·sie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tegemoetkoming, vergunning’ voor het eerst aangetroffen in 1530 [1]
  • afgeleid van cessie met het voorvoegsel con-
  • afgeleid van het Franse concession of daarvoor van het Latijnse 'concessiō'
enkelvoud meervoud
naamwoord concessie concessies
verkleinwoord concessietje concessietjes

de concessiev

  1. toegeving aan wensen of eisen van de tegenpartij met als doel om tot een overeenkomst te komen
    • Tijdens de onderhandelingen moesten beide partijen concessies doen. 
  2. (juridisch), (politiek) vergunning van overheidswege met uitsluiting van anderen
     Een concessie verschilt van een overheidsopdracht in die zin dat ze gekenmerkt wordt door de overdracht van het exploitatierisico.[2]
  3. (juridisch), (politiek) gebied waarvoor men een vergunning van de overheid heeft
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.