Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ces·sie·rech·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord concessierechten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de concessierechtenmv

  1. een vergunning, verleent door de overheid, die het gebruik van iets door door anderen dan de concessiehouder uitsluit
     De vliegvelden verdienen vooral aan start- en landingsgeld, concessierechten en de afhandeling van passagiers. Ook parkeergeld en het verhuren van bedrijfs- en winkelruimte leverde de luchthavens heel wat op.[1]
     Wim Dalhuisen van de PvdA-fractie in Provinciale Staten spuwt er zijn gal over dat de ondernemer de eerst acht jaar in de watten wordt gelegd door af te zien van de zogenoemde concessierechten.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vliegveld NL trekt meer passagiers” (07-05-2014), NOS
  2.   Weblink bron
    Roel Lutkenhaus
    “PvdA in wiek geschoten om luchthaven” (02-12-2011), Tubantia