compagniescommandant

 
compagniescommandant
  • com·pag·nies·com·man·dant
enkelvoud meervoud
naamwoord compagniescommandant compagniescommandanten
verkleinwoord

de compagniescommandantm

  1. (militair) bevelhebber van een compagnie
     Berg, die ongevoelig was voor ironie of onverschilligheid, bleef maar vertellen hoe hij door zijn overstap naar de garde al een rang op zijn kameraden uit het cadettencorps had gewonnen, hoe hij, als de compagniescommandant in tijd van oorlog zou sneuvelen, als oudste in rang heel gemakkelijk commandant zou kunnen worden, hoe geliefd hij in het regiment was, en hoe tevreden zijn vader over hem was.[2]
     De rechtszaak tegen justitie staat los van het feit dat Kroon sinds gisteren weer aan het werk is als compagniescommandant in Oirschot. Defensie heeft hem altijd gesteund en de woede van Kroon richt zich geenszins op de krijgsmacht, zegt zijn advocaat.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Marco Kroon wil geld van de staat” (13-07-2012), NOS