communist
- com·mu·nist
- afgeleid van het Franse communiste (met het voorvoegsel com-) [1]
- afgeleid van commuun met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | communist | communisten |
verkleinwoord | - | - |
de communist m
- (politiek) (economie) (filosofie) aanhanger, voorstander van het communisme
- anticommunist, cryptocommunist, eurocommunist, ex-communist, nationaalcommunist, neocommunist, niet-communist, oud-communist, poldercommunist, postcommunist, saloncommunist
- mannelijke vorm van communiste
1.
- Het woord communist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "communist" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ communist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
communist | communists |
communist