Nederlands

 
castellum
Uitspraak
Woordafbreking
  • cas·tel·lum
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord castellum castella
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het castellumo

  1. romeins kasteel, vesting, fort of legerplaats

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be