buikpotigen
- Geluid: buikpotigen (hulp, bestand)
- IPA: / bœykˈpotəɣə(n) / (4 lettergrepen)
- buik·po·ti·gen
- buikpotige zn met de uitgang -en
- [2] leenvertaling van Neolatijn gastropoda
de buikpotigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord buikpotige
- ▸ Ik dacht ook aan haar op de dag dat we ontdekten dat een van onze grote Hydrangea villosa letterlijk bedekt was met kleine slakjes (…) op elk blad zaten er wel vijf of zes. We verwijderden ze en daar stonden we, met onze handen vol kleine koude buikpotigen die over onze handpalmen gleden als smeltende chocolaatjes, zwaaiend met hun ogen.[1]
- meervoudsvorm als officiële benaming (weekdieren) een klasse Gastropoda met meer dan 75.000 soorten slakken
- ▸ De bodembewoners kun je onderverdelen in een aantal groepen: bacteriën, archeae, schimmels, protozoa, nematoden, springstaarten, buikpotigen, potwormen en regenwormen.[2]
- [2] gastropoden, slakken
- [2] weekdieren, dieren
- [2] zie de categorie: Buikpotigen in het Nederlands
- [2] alikruiken, boompjesslakken, diepslakken, drijfhorens, fuikhorens, gathorens, glanshorens, knotsslakken, knuppelslakken, kroonslakken, lagere Heterobranchia, longslakken, mosdierslakken, pelikaansvoeten, plooislakken, poelslakken, ribkauri's, ringsprietslakken, satijnslakken, schepjes, schijfslakken, spiraalhorens, sterslakken, tepelhorens, tolhorens, tolslakken, tritonia's, tuinslakken, vlokslakken, waaierslakken, wegslakken, wierslakken, zeeoren
- bonte slakkendoder, kleine slakdolf, kleine slakrups, Maleisische slakkeneter, slakdolf, slakdolven, slakkenaaskever, slakkendoders, slakkenkevers, slakkenroofworm, slakkenvreter, slakkenwouw, slakrups
- [2] zie de categorie Weekdieren in het Nederlands
- Het woord 'buikpotigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Sarah Hart“Slakken” (31 oktober 1992) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Het bodemleven” (16 september 2021) op vonkuitgevers.nl