• buň·ka

buňka v

  1. (biologie) cel; de kleinste eenheid binnen een levend organisme waarin alle genetische informatie vervat zit
    «Trvalo chvíli, než tato informace pronikla k mým mozkovým buňkám
    Het duurde even voordat de informatie tot mijn hersencellen doordrong.
  2. cel; een kleine eenheid in een structuur, zoals bijvoorbeeld de cel in een bijenraat
    «Včelí plástev se skládá ze šestiúhelníkových buněk
    De honingraat bestaat uit zeshoekige cellen.
  3. cel; een kleine meestal geheime groep onderdeel van een grotere politieke beweging of organisatie
    «Obvinily ho, že se pokoušel v Evropě zakládat teroristické buňky
    Ze beschuldigden hem ervan dat hij geprobeerd heeft om in Europa terroristische cellen te stichten.
  4. druppel
  5. bubbel, bel
  1. (verouderd) bunice v
  2. voština v
  3. kapka v, krůpěj monbezield
  4. bublina v
  1. skupina v
  • buňky odumírají – de cellen sterven af
  • buňky se dělí – de cellen delen zich
  • kmenová buňka v
  • krevní buňka vbloedcel
  • rostlinná buňka v – plantaardige cel