• bra·ve hen·drik
enkelvoud meervoud
naamwoord brave hendrik brave hendriken
verkleinwoord - -

de brave hendrikm

  1. (persoon) (pejoratief) man die zijn best doet gehoorzaam te zijn of te lijken
     Zelf (43) ben ik nogal een brave hendrik. Ik was dus wel een beetje geschokt door hoe mijn tafelgenoot sprak over haar gebruik van xtc, cocaïne en ghb: niet alleen als iets volstrekt normaals, maar ook als ook een soort grondrecht voor de vrijgevochten Amsterdammer.[3]
  2. (bloemplanten) bepaald soort plant, Blitum bonus-henricus  , waarvan de bladeren als groente kunnen worden gegeten
     Op zondag 3 september van 10-17 u kunt u in de moestuin van landgoed Vollenhoven in De Bilt een wandeling maken langs brave hendrik, palmkool, kardoen en nog veel meer bekende en onbekende groenten en vruchten.[4]
  • ganzenvoet (in het spraakgebruik, botanisch is dat een ander geslacht)
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. brave hendrik op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Thijs Niemantsverdriet
    “Wat is er mis met iets meer ‘snuifschaamte’?” (20 juli 2021) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron “ op nrc.nl