bouillonblokjes waar men na toevoeging van water bouillon kan maken
  • bouil·lon
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vleesnat’ voor het eerst aangetroffen in 1731 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bouillon bouillons
verkleinwoord bouillonnetje bouillonnetjes

de bouillonm [3]

  1. (kookkunst) (voeding) een aftreksel van magere vleesresten, beenderen of vis dat vaak de basis van een soep is
    • Drink je je bouillon nog op? 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]


  • bouil·lon
Naar frequentie 112624

bouillon, g

  1. bouillon


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bouillon     le bouillon     bouillons     les bouillons  

bouillon m

  1. bouillon