botel
- bo·tel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | botel | botels |
verkleinwoord | - | - |
het botel o
- hotel, gevestigd op een afgemeerde boot
- Het woord botel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "botel" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "botel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ botel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
botel | botellow |
botel m
botel m
- IPA: /bɔtɛl/
- bo·tel
- Zie Wikipedia voor meer informatie.