• boom·leeu·we·rik
enkelvoud meervoud
naamwoord boomleeuwerik boomleeuweriken
verkleinwoord boomleeuwerikje boomleeuwerikjes

de boomleeuwerikm

  1. (zangvogels) een vogelsoort die inheems is in Nederland en België uit de familie Alaudidae, Lullula arborea  
    • Zag je die boomleeuwerik overvliegen?