Een boomgaard in Harmelen  
  • boom·gaard
enkelvoud meervoud
naamwoord boomgaard boomgaarden
verkleinwoord boomgaardje boomgaardjes

de boomgaardm

  1. een stuk grond met vruchtbomen
    • Het is prachtig in de lente met de boomgaard in bloei. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]