boodschappenjongen

  • bood·schap·pen·jon·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord boodschappenjongen boodschappenjongens
verkleinwoord

de boodschappenjongenm

  1. jongste bediende van de laagste rang die allerhande klusjes voor anderen moet opknappen
    • Een pizzakoerier is een boodschappenjongen die pizza's rondbrengt. 
     Trek je er niets van aan dat boodschappenjongens naar de keukeningang worden verwezen, loop naar de hoofdingang en bel één voor één bij elke deur aan, of je bovenin of onderop begint maakt niet uit.[1]
  2. (pejoratief) iemand die moet doen wat anderen zeggen
    • Lucas Papademos was een bekwaam bankier, maar als premier lijkt hij een wat stille boodschappenjongen. Het contrast met de Italiaanse premier Mario Monti is groot. [2] 
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2. NRC Marloes de Koning 8 februari 2012