• du·vels·toe·ja·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord duvelstoejager duvelstoejagers
verkleinwoord duvelstoejagertje duvelstoejagertjes

de duvelstoejagerm

  1. iemand die voor allerlei klusjes gebruikt kan worden
    • Voor dezelfde omroep presenteerde hij het Grand Gala van het Geweld, een van de thema-avonden die in 1980 live werden uitgezonden. Toen een man achter in de zaal zijn handen als een toeter om zijn mond vouwde en heel hard „gelul” riep, dreigde de bijeenkomst Hofland te ontglippen. Voor moderator bleek hij toch minder geschikt. Hij was beter als duvelstoejager.[1] 
    • Gerard Krul hield van mensen, van gezelschappen, van het onder vrienden en getrouwen zijn, en dan dus ook gráág met wat te drinken erbij. Nu ja, `wat` - het moest toch liefst calvados zijn wat er op dergelijke momenten onder de kurk zat, of preciezer nog: een calvados hors d`âge uit het illustere botteljaar 1944. De fles die volgens Krul de beste vuurkracht bood voor een rumoerige middag, avond en vaak ook doorwaakte nacht te midden van de uiteenlopende clubjes waarin hij als vanzelfsprekend de glansrollen van de roverhoofdman, vader, mentor, broeder-in-het-kwaad en duvelstoejager vervulde.[2]  
  2. (scheepvaart) zware sliphaak waaraan het eind van de ankerketting is opgesloten
50 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Hubert Smeets 22 juni 2016
  2. Volkskrant Wim de Jong 15 juni 2006
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be