• du·vel
enkelvoud meervoud
naamwoord duvel duvels
verkleinwoord duveltje duveltjes

de duvelm

  1. een gewestelijke vorm van duivel of satan
    • Bij christenen en islamieten wordt de duvel de benaming van een enkele persoonlijkheid, ook wel aangeduid als de duivel of Lucifer en gezien als een gevallen (aarts-)engel, die door God uit de hemel werd geworpen toen deze tegen God in opstand kwam. 
vervoeging van
duvelen

duvel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duvelen
    • Ik duvel. 
  2. gebiedende wijs van duvelen
    • Duvel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duvelen
    • Duvel je? 
94 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


duvel

  1. duivel, duvel