blits
- blits
- Van Blitz, het Duitse woord voor bliksem. In de betekenis van ‘naar de laatste mode’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1][2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | blits | blitser | blitst |
verbogen | blitse | blitsere | blitste |
partitief | blits | blitsers | - |
blits [3]
- (informeel), (jongerentaal) heel hip en modern en/of heel stoer
- Bijna iedereen die in pakweg 2005 achter een computer heeft gezeten, kent ze: de blitse animatiefilmpjes en verslavende spelletjes op sites als Newgrounds.com of Spele.nl. Naar de maatstaven van een tijd waarin het internet bestond uit grauwe webpagina’s met vooral tekst, zagen de games en cartoons er gelikt uit. Alles dankzij één alomtegenwoordig stukje software: Flash van het Amerikaanse bedrijf Adobe.[4]
- De blits maken
Grote indruk maken door heel modern te zijn
- • Toch is hij niet echt de eerste. In 2011 wierp Nissan met de Murano CrossCabriolet in de VS met matig resultaat de eerste steen, wat zowel aan het ontwerp als aan het merk zal hebben gelegen. Nissan is niet hip, Land Rover wel. Als de open Evoque succesvol wordt, is het hek van de dam. Mijn prognose luidt dat de markt de komende jaren zal worden overspoeld door crossover-cabrio’s in alle prijsklassen. Mercedes verovert Bergen NH en Kia Almere. Wie de blits wil maken moet nu toeslaan.[5]
- Het woord blits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blits" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "blits" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blits op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Vincent Sondermeijer 31 december 2016
- ↑ NRC Bas van Putten 24 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be