1. Een blauwe gaai in Canada.
  • blau·we gaai
enkelvoud meervoud
naamwoord blauwe gaai blauwe gaaien
verkleinwoord blauw gaaitje blauwe gaaitjes

de blauwe gaaim

  1. (zangvogels) witte kraaiachtige met lavendelblauw verenkleed op de rug en kop die voorkomt in Noord-Amerika Cyanocitta cristata  
     De blue jay, blauwe gaai, landt zowat op mijn schouder en de epauletspreeuw met zijn zwarte veren en oranjerode vleugelvlek komt zo dichtbij, dat ik de vogel bijna kan aanraken.[1]
  1.   Weblink bron
    Kester Freriks
    “Vogelaar tussen de wolkenkrabbers” (7 september 2009) op nrc.nl