blanco
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blan·co
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘oningevuld’ voor het eerst aangetroffen in 1676 [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | blanco |
verbogen | |
partitief | blanco's |
Bijvoeglijk naamwoord
blanco
- wel stemmen maar geen keuze maken
- Hij stemde blanco
- leeg, wit
- - Hij had een blanco vel papier voor zich
- - De voorstellen omvatten onder meer loonbevriezing, meer pensioenrisico, afschaffing van ouderendagen en meer uitzendkrachten. FNV-bestuurder Jan van den Brink: „We praten niet voordat dit plan van tafel is. Het overleg moet weer blanco beginnen.” Een volgende actie staat gepland voor 1 juni, op Schiphol. [2]
Gangbaarheid
- Het woord blanco staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "blanco" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "blanco" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Mark Duursma NRC 20 mei 2016
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- blan·co
enkelvoud | meervoud |
---|---|
blanco | blancos |
Zelfstandig naamwoord
blanco m
Verwijzingen
- blanco in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | blanco | blancos |
vrouwelijk | blanca | blancas |
Bijvoeglijk naamwoord
blanco