Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijzaak bijzaken
verkleinwoord bijzaakje bijzaakjes

Zelfstandig naamwoord

de bijzaakv / m

  1. zaak dat weinig van belang is, detail
    • Voetbal is de belangrijkste bijzaak van het leven. 
    • Een essentiële bijzaak bestaat niet. 
     Ik vond het mooi om te zien dat ze mijn situatie begreep en een onderscheid kon maken tussen hoofd- en bijzaak.[1]
     Verder speelde er nog een aantal bijzaken waarmee ik je niet zal vermoeien.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be