bezocasý

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /bɛzɔtsasiː/, /bɛzˀɔtsasiː/

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het zelfstandig naamwoord ocas met het voorvoegsel bez- en met het achtervoegsel -ý.

Bijvoeglijk naamwoord

bezocasý

1. staartloos; zonder staart.

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	bezocasý		bezocasá	bezocasé	bezocasí	bezocasé		bezocasá
genitief	bezocasého		bezocasé	bezocasého	bezocasých
datief	bezocasému		bezocasé	bezocasému	bezocasým
accusatief	bezocasého	bezocasý	bezocasou	bezocasé	bezocasé			bezocasá
vocatief	bezocasý		bezocasá	bezocasé	bezocasí	bezocasé		bezocasá
locatief	bezocasém		bezocasé	bezocasém	bezocasých
instrumentalis	bezocasým		bezocasou	bezocasým	bezocasými

Synoniemen

• bezchvostý

Verwijzingen

• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)