• be·voegd
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gerechtigd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1698 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bevoegdbevoegderbevoegdst
verbogen bevoegdebevoegderebevoegdste
partitief bevoegdsbevoegders-

bevoegd

  1. officieel gerechtigd zijn iets te doen
    • Je zult in gevallen van twijfel contact moeten opnemen met het bevoegd gezag. 
    • Iemand jonger dan 18 is niet bevoegd om een motorvoertuig te besturen. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]