• be·trok·ken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen betrokken betrokkener betrokkenst
verbogen betrokkenste
partitief betrokkens - -

betrokken

  1. die erbij horen
    • De betrokken ouders werden door de leerkracht ingelicht. 
     Mensen zeggen ”als klimmers niet zouden kunnen doen waar ze zo van houden, zouden ze vanbinnen doodgaan”. Nou sorry hoor, maar er zijn andere mensen betrokken in je leven, helemaal als je een gezin hebt.[1]
  2. er met veel gevoel bij horen
    • De betrokken leraar probeerde het beste uit zijn leerlingen te halen. 
  3. somber, bedroefd
    • De arts gaf het slechte nieuws met een betrokken gelaat. 
  4. (meteorologie) geheel of gedeeltelijk met bewolking bedekt
      En de Maastrichtenaren, die voor en na de blinden hunner huizen opensloegen bij het ontwaken, keken met angst naar den betrokken hemel. „Als wij nog maar geen regen krijgen” zoo klonk het van huis tot huis, „als het maar uitblijft tot na de processie”.[2]
  • betrokken zijn bij
vervoeging van
betrekken

betrokken

  1. meervoud verleden tijd van betrekken
    • Wij betrokken. 
    • Jullie betrokken. 
    • Zij betrokken. 
  2. voltooid deelwoord van betrekken
     In de Kamerbrief benadrukt Van der Burg dat het kabinet met de gemeente Tubbergen wil blijven samenwerken en dat de gemeenteraad en de omwonenden er goed bij moeten worden betrokken.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron
    Welters, Ad.
    “Legenden van de Sterre der Zee” (1930), van Aelst
  3.   Weblink bron “Kabinet passeert voor het eerst gemeente: vergunning voor azc in hotel” (16 augustus 2018), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be