besvære
- be·svæ·re
Naar frequentie | 25108 |
---|
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
besvære |
besværer |
besværede |
besværet |
zwak | volledig |
besvære
- overgankelijk ongerief bezorgen, moeite bezorgen, ergeren
- overgankelijk lastigvallen, plagen
- overgankelijk storen
- [1-3]: besvære seg (over)
- besvære in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- be·svæ·re
- Afkomstig van het Duitse werkwoord beschweren met het voorvoegsel be-
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
vervoeging | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | besvære | besvære |
tegenwoordige tijd | besværer | besværer |
verleden tijd | besværa besværet |
besværte |
voltooid deelwoord |
besværa besværet |
besvært |
onvoltooid deelwoord |
besværende | besværende |
lijdende vorm | besværes | besværes |
gebiedende wijs | besvær | besvær |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak | Klasse 2 zwak |
opmerking | optioneel | optioneel |
besvære
- overgankelijk belasten, ergeren, hinderen, importuneren, lastigvallen, molesteren, plagen, storen
- «Han besværet meg ustanselig med sine klager.»
- Hij viel meg onophoudelijk lastig met zijn klachten.
- «Han besværet meg ustanselig med sine klager.»
- besvære hukommelsen sin med for mange detaljer
zijn geheugen met te veel details belasten