• an·gri·pe
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord gripe met het voorvoegsel an-.
Naar frequentie 2686
vervoeging
onbepaalde wijs angripe
tegenwoordige tijd angriper
verleden tijd angrep
angreip
voltooid
deelwoord
angrepet
onvoltooid
deelwoord
angripende
lijdende vorm angripes
gebiedende wijs angrip
vervoegingsklasse Klasse 1 sterk
opmerking

angripe

  1. overgankelijk aanvallen, aangrijpen, aantasten
    «Flere menn med våpen ankom på motorsykkel og angrep sikkerhetsstyrkene utenfor kontoret idét arbeidsdagen startet.»
    Verschillende mannen met geweren kwamen op een motorfiets en vielen de veiligheidstroepen buiten het kantoor aan toen de werkdag begon.



  • an·gri·pe
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord gripe met het voorvoegsel an-.
vervoeging
onbepaalde wijs angripe
angripa
tegenwoordige tijd angrip
verleden tijd angreip
voltooid
deelwoord
angripe
onvoltooid
deelwoord
angripande
lijdende vorm angripast
gebiedende wijs angrip
vervoegingsklasse Klasse 1 sterk
opmerking

angripe

  1. overgankelijk aanvallen