besuikeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van besuikeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besuikeren | te besuikeren | ||||||||
toekomend | zullen besuikeren | te zullen besuikeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben besuikerd | te hebben besuikerd | ||||||||
toekomend | besuikerd zullen hebben | besuikerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
besuikerend | besuikerd | ev. besuiker |
mv. verouderd besuikert |
besuikere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | besuiker | besuikert | besuikert | besuikert | besuikert | besuikeren | besuikeren | besuikeren | |||
verleden (o.v.t.) | besuikerde | besuikerde | besuikerde | besuikerde | besuikerde | besuikerden | besuikerden | besuikerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besuikeren | zult/zal besuikeren | zult/zal besuikeren | zult besuikeren | zal besuikeren | zullen besuikeren | zullen besuikeren | zullen besuikeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besuikeren | zou besuikeren | zou(dt) besuikeren | zoudt besuikeren | zou besuikeren | zouden besuikeren | zouden besuikeren | zouden besuikeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb besuikerd | hebt besuikerd | hebt/heeft besuikerd | hebt besuikerd | heeft besuikerd | hebben besuikerd | hebben besuikerd | hebben besuikerd | |||
verleden (v.v.t.) | had besuikerd | had besuikerd | had besuikerd | hadt besuikerd | had besuikerd | hadden besuikerd | hadden besuikerd | hadden besuikerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besuikerd hebben | zal/zult besuikerd hebben | zult/zal besuikerd hebben | zult besuikerd hebben | zal besuikerd hebben | zullen besuikerd hebben | zullen besuikerd hebben | zullen besuikerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besuikerd hebben | zou besuikerd hebben | zou/zoudt besuikerd hebben | zoudt besuikerd hebben | zou besuikerd hebben | zouden besuikerd hebben | zouden besuikerd hebben | zouden besuikerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm besuikerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt besuikerd | er is besuikerd | |||||||||
verleden | er werd besuikerd | er was besuikerd | |||||||||
toekomend | er zal besuikerd worden | er zal besuikerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou besuikerd worden | er zou besuikerd zijn | |||||||||
lijdende vorm besuikerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besuikerd worden | besuikerd te worden | ||||||||
toekomend | besuikerd zullen worden | besuikerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | besuikerd zijn | besuikerd te zijn | ||||||||
toekomend | besuikerd zullen zijn | besuikerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word besuikerd | wordt besuikerd | wordt besuikerd | wordt besuikerd | wordt besuikerd | worden besuikerd | worden besuikerd | worden besuikerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd besuikerd | werd besuikerd | werd besuikerd | werdt besuikerd | werd besuikerd | werden besuikerd | werden besuikerd | werden besuikerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besuikerd worden | zult besuikerd worden | zult besuikerd worden | zult besuikerd worden | zal besuikerd worden | zullen besuikerd worden | zullen besuikerd worden | zullen besuikerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besuikerd worden | zou besuikerd worden | zou/zoudt besuikerd worden | zoudt besuikerd worden | zou besuikerd worden | zouden besuikerd worden | zouden besuikerd worden | zouden besuikerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben besuikerd | bent besuikerd | bent/is besuikerd | zijt besuikerd | is besuikerd | zijn besuikerd | zijn besuikerd | zijn besuikerd | |||
verleden (v.v.t.) | was besuikerd | was besuikerd | was besuikerd | waart besuikerd | was besuikerd | waren besuikerd | waren besuikerd | waren besuikerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besuikerd zijn | zult besuikerd zijn | zult besuikerd zijn | zult besuikerd zijn | zal besuikerd zijn | zullen besuikerd zijn | zullen besuikerd zijn | zullen besuikerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besuikerd zijn | zou besuikerd zijn | zou/zoudt besuikerd zijn | zoudt besuikerd zijn | zou besuikerd zijn | zouden besuikerd zijn | zouden besuikerd zijn | zouden besuikerd zijn |