beramen
- be·ra·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beramen |
beraamde |
beraamd |
zwak -d | volledig |
beramen [2]
- overgankelijk iets bedenken wat men wil uitvoeren (vaak negatief)
- Zij beraamden een wraakzuchtig plan.
- Een misdaad beraam je, maar een reddingsactie bedenk je.
- overgankelijk begroten, berekenen
- Ik moest voor het bedrijf de kosten beramen.
1. iets bedenken
- Het woord beramen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beramen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ beramen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be