• be·ra·ming
enkelvoud meervoud
naamwoord beraming beramingen
verkleinwoord

de beramingv

  1. iets vaststellen na voorafgaand onderzoek
    • Hoeveel journalisten de komende weken verslag doen van het EK, dat voor het eerst wordt gespeeld met zestien deelnemers, is niet bekend. De media-aandacht is volgens de organisatie echter groot. Nederland kan volgens een beraming van accountantskantoor PwC een omzet van 28,6 miljoen euro verwachten voor het EK. [2] 
  2. het voorbereiden van een handeling
    • In verband met de mogelijke beraming van deze moordaanslag werd maandagavond een 44-jarige Sliedrechter aangehouden op de A15. Hij zou van Otto de opdracht voor de aanslag hebben gekregen. Ook zijn meerdere huiszoekingen in deze zaak verricht. [3] 
    • De rechtszaak tegen de Zimbabwaanse Roy Bennett zal pas in november beginnen. De blanke boer die eigenlijk onderminister voor Landbouw had moeten worden namens de MDC van premier Morgan Tsvangirai, wordt verdacht van beraming van een moordcomplot, met als doelwit president Robert Mugabe. [4] 
95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]