bekonkelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bekonkelen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·kon·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
bekonkelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekonkelen |
bekonkelde |
bekonkeld |
zwak -d | volledig |
- iets in het geheim met elkaar regelen waarbij er vaak een benadeelde partij is
- Wat was er toen in Beetsterzwaag aan de hand, Wouter? Je zou eerst al geen minister worden, maar de fractie gaan leiden. Dat had je de kiezers keihard beloofd. En opeens zat je zomaar in het kabinet. Met een stropdas om! En dat allemaal onder de meest vuige voorwaarden. Dat noemen we een ernstige vorm van regeergeil. Dinsdagavond heeft de goede oude Hans van Mierlo bij Pauw & Witteman glashelder uitgelegd hoe principieel fout het is om zoiets te bekonkelen, maar de volgende dag was er in de Kamer geen spoortje excuus. Er ging nog een symbolisch brandalarm af, maar niemand bij de PvdA begreep het diepere van deze boodschap. [2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iets in het geheim met elkaar regelen waarbij er vaak een benadeelde partij is
Gangbaarheid
- Het woord bekonkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekonkelen" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Youp 7 februari 2009
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be