bedenk
- be·denk
vervoeging van |
---|
bedenken |
bedenk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedenken
- Ik bedenk.
- gebiedende wijs van bedenken
- Bedenk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedenken
- Bedenk je?
- ▸ 'Bedenk één ding, Oscar,'zei hij. 'Het had erger gekund. De aanstaande vader had een Engelsman kunnen zijn.[1]
- Het woord bedenk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142