beproeven
- be·proe·ven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beproeven |
beproefde |
beproefd |
zwak -d | volledig |
beproeven
- overgankelijk onderzoeken of het de juiste is
- Ik wilde de nieuwe methode beproeven, maar had al meteen tekort aan informatie.
- ▸ List woonde vanaf haar zevende jaar, na omzwervingen in weeshuizen, bij Jaap en Marie List op Vlieland. Uiteindelijk nam ze ook hun achternaam aan. Tot haar achttiende verbleef ze op het Waddeneiland, om vervolgens haar geluk te beproeven in Amsterdam, waar ze tot aan haar overlijden op 78-jarige leeftijd woonde.[1]
- testen, op de proef stellen
- Door de auto onder de meest extreme omstandigheden te beproeven kregen we een goede indruk over de betrouwbaarheid.
- je geluk beproeven
een poging wagen
- ▸ Helaas ben ik nooit een erg geduldige man geweest, dus ging ik al na een kwartier op een andere plek zitten om daar mijn geluk te beproeven.[2]
1. onderzoeken of het de juiste is
- Het woord beproeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beproeven" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron “Voetpad op Vlieland vernoemd naar Liesbeth List” (24 juni 2022), NU.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be