freiste
- freis·te
- Afgeleid van het Oudnoorse werkwoord freista.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
freiste |
freistar |
freista |
freista |
Klasse 1 zwak |
freiste
- onovergankelijk verleiden
- onovergankelijk beproeven, verzoeken (b.v. het geluk)
- onovergankelijk (religie) verzoeken (b.v. God)
- [1-3]: fresta