proeven
- proe·ven
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘keuren door te eten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
proeven |
proefde |
geproefd |
zwak -d | volledig |
proeven
- overgankelijk onderzoeken hoe iets smaakt
- ▸ Dankbaar pakte ik het aan en nam voorzichtig een hap om te proeven hoe het smaakte.[2]
- overgankelijk smaak waarnemen
- ▸ In het alleen-zijn had ik aan iets geproefd dat ik nog nooit eerder had ervaren en dat ik graag een plek wilde geven in mijn leven.[2]
1. onderzoeken hoe iets smaakt
2. smaak waarnemen
de proeven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord proef
- Het woord proeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "proeven" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "proeven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be