belangstellen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van belangstellen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | belangstellen | belang te stellen | ||||||
toekomend | zullen belangstellen belang zullen stellen |
te zullen belangstellen belang te zullen stellen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben belanggesteld | te hebben belanggesteld | ||||||
toekomend | belanggesteld zullen hebben | belanggesteld te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
belangstellend | belanggesteld | ev. stel belang |
mv. verouderd stelt belang |
stelle belang (bijzin) belangstelle | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | stel belang | stelt belang | stelt belang | stelt belang | stelt belang | stellen belang | stellen belang | stellen belang | |
verleden (o.v.t.) | stelde belang | stelde belang | stelde belang | stelde belang | stelde belang | stelden belang | stelden belang | stelden belang | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal belangstellen | zult/zal belangstellen | zult/zal belangstellen | zult belangstellen | zal belangstellen | zullen belangstellen | zullen belangstellen | zullen belangstellen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou belangstellen | zou belangstellen | zou(dt) belangstellen | zoudt belangstellen | zou belangstellen | zouden belangstellen | zouden belangstellen | zouden belangstellen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | belangstel | belangstelt | belangstelt | belangstelt | belangstelt | belangstellen | belangstellen | belangstellen | |
verleden (o.v.t.) | belangstelde | belangstelde | belangstelde | belangstelde | belangstelde | belangstelden | belangstelden | belangstelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal belangstellen belang zal stellen |
zult/zal belangstellen belang zult/zal stellen |
zult/zal belangstellen belang zult/zal stellen |
zult belangstellen belang zult stellen |
zal belangstellen belang zal stellen |
zullen belangstellen belang zullen stellen |
zullen belangstellen belang zullen stellen |
zullen belangstellen belang zullen stellen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou belangstellen belang zou stellen |
zou belangstellen belang zou stellen |
zou(dt) belangstellen belang zou(dt) stellen |
zoudt belangstellen belang zoudt stellen |
zou belangstellen belang zou stellen |
zouden belangstellen belang zouden stellen |
zouden belangstellen belang zouden stellen |
zouden belangstellen belang zouden stellen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb belanggesteld | hebt belanggesteld | hebt/heeft belanggesteld | hebt belanggesteld | heeft belanggesteld | hebben belanggesteld | hebben belanggesteld | hebben belanggesteld | |
verleden (v.v.t.) | had belanggesteld | had belanggesteld | had belanggesteld | hadt belanggesteld | had belanggesteld | hadden belanggesteld | hadden belanggesteld | hadden belanggesteld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal belanggesteld hebben | zal/zult belanggesteld hebben | zult/zal belanggesteld hebben | zult belanggesteld hebben | zal belanggesteld hebben | zullen belanggesteld hebben | zullen belanggesteld hebben | zullen belanggesteld hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou belanggesteld hebben | zou belanggesteld hebben | zou/zoudt belanggesteld hebben | zoudt belanggesteld hebben | zou belanggesteld hebben | zouden belanggesteld hebben | zouden belanggesteld hebben | zouden belanggesteld hebben |