Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·hoe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord behoeder behoeders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de behoederm

  1. een beschermer van iets of iemand
    • Volgens Vleugels komt het vaker voor dat afgeschermde informatie door middel van een trucje alsnog zichtbaar wordt voor journalisten. ,,Het wordt tijd dat iemand een keer opstaat en zegt: dit kan zo niet langer. De overheid wordt gezien als de behoeder, de waakhond van onze privacy, maar het tegendeel blijkt waar. Keer op keer.” [2] 
    • ‘Politiek rechts betoogt dat moslims een bedreiging vormen voor onze culturele erfenis. Ze misbruiken de christelijke erfenis als cultuurpolitiek instrument in een strijd tegen de multiculturele samenleving. Plots staat het christendom lijnrecht tegenover het islamitische gedachtegoed. Plots worden die politici de behoeders van het katholiek onderwijs en onze katholieke voorzieningen’, zei Van Gorp woensdagavond tijdens zijn toespraak ter ere van Rerum Novarum, het feest van de christelijke werknemersbeweging, in Lier. [3] 
    • Hun echtgenoten, de boeren, weigeren ondanks de hun zware bestaan het land dat ze van generatie op generatie hebben geërfd, te verkopen. Daarmee zijn ze de behoeders van het fraaie landschap met zijn authentieke dorpen en pubs. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen